Kant 1. Het fraaiste voorbeeld van wat wind beladen met zand en stof, abrasie, met artefacten doet die lange tijd aan de oppervlakte hebben gelegen, is deze vuistbijl uit de Sahara, het ultieme gebied voor zandstormen. Een zandstorm kan ook nogal wat schade aanrichten aan bv. auto's, vooral als er sprake is van een echte zandstorm, met tot 2 meter hoogte opspringende zandkorrels. Daardoor wordt alles langzaam maar zeker gezandstraald. Is de windsnelheid hoog, dan is binnen 48 uur alle lak van de carrosserieën geschuurd. Bovendien zijn de ruiten mat en ondoorzichtig, zodat ze verwijderd moeten worden om verder te kunnen rijden. De vuistbijl-windkanter van de foto heeft ongetwijfeld meerdere van dergelijke stormen meegemaakt. De bijl was enige tijd geleden te koop op ebay. De gepresenteerde vuistbijl is als zodanig nog maar nauwelijks te herkennen. Hij zal dan ook wel niet verkocht zijn. Er is enige glans zichtbaar, maar dit moet niet verward worden met windlak dat een doorzichtig afzettingslaagje is dat hyaliet genoemd wordt en een chemische oorsprong heeft. De omtrekvorm van de bijl is nog ongewijzigd, maar van de afslagnegatieven is niet veel meer overgebleven. De grote zandstraalmachine heeft alle opstaande ribben weg geblazen, geabradeerd. Vanaf de punt links, splitsen twee vlakken zich bij de lichter gekleurde verhoging en die heeft een driehoekvorm gelijk als op windkanters het geval is. Vooral het vlak dat bovenlangs loopt heeft een duidelijke scheidingsrand, ook gelijk als op een windkanter.
Hyaliet op witte vuursteen. Govert van Noort heeft in diverse publicaties het begrip windlak verklaard. Uit zijn onderzoeken blijkt dat hyaliet een doorzichtig afzettingslaagje is op (vuur)steen. Het bestaat uit zuiver silicium en kan alleen ontstaan in een koud kalkrijk milieu daar silicium dan redelijk goed oplosbaar is. In onze streken was dit milieu hier voor het laatst aanwezig tijdens het afsmelten van het landijs van de Saalegletsjers (125.000 BP). In de opvolgende warme periode van het Eeemien verzuurde de bodem binnen enkele honderden jaren door plantengroei, hierdoor ontkalkte de bodem met als gevolg dat silicium nauwelijks nog kon oplossen en daardoor kon er geen hyaliet meer afgezet worden op stenen. Dit is nu nog zo. Artefacten met hyaliet op het oppervlak kunnen dus nooit uit de periode van het Eemien of daarna stammen, maar moeten ouder gedateerd worden. Typologisch moeten ze dan natuurlijk wel passen binnen de toolkit van die oudere culturen. Van Noort heeft ook hier onderzoek naar gedaan en daaruit bleek dat al de bekende windlakartefacten uit ons land binnen de toolkit van het Markkleebergien (180.000 BP) in te passen zijn. Foto: G.J. van Noort.
Met hyaliet opgevulde vorstscheur in een stuk vuursteen. Op deze foto is duidelijk te zien dat het hyaliet zich over de scheur in de vuursteen heeft afgezet. Dit betekent dat de scheur al in de steen aanwezig was voordat het hyalietafzettingsproces een aanvang nam. Het hyalietoppervlak is hoogglanzend. Mogelijk dat er daardoor zolang vastgehouden wordt aan debenaming windlak. Blijkbaar tegen beter weten in, want in diverse publicaties van verschillende wetenschappers komen we beschrijvingen tegen van krassen die onder de windlak liggen. Dan kan windlak niets anders wezen dan het doorzichtige laagje hyaliet, het tegenovergestelde van abrasie. Foto: G.J. van Noort.
Alle teksten, behalve de citaten, in dit artikel Klaas Geertsma, evenals de foto's van de grote zwerfkei aan de Onnerweg in Haren en de foto van de denker van Rodin. Alle proeven G.J. van Noort. Bij deze nogmaals dank aan Harry Huisman voor zijn publiekelijke echtverklaring van Eemster na het debacle van het rapport Roebroeks.
Het krantenartikel over de sluiting van het Natuurmuseum Groningen is vrijelijk overgenomen uit Het Dagblad van het Noorden van 24 december 2007.
Naar het begin van de pagina.
Op zaterdag 16-4-2005 was ik deelnemer aan een excursie georganiseerd door de Geologische vereniging Groningen, o.l.v. Harry Huisman. Zijn excursie bestond uit het bezoeken van diverse locaties in en om de stad Groningen om de verschillende veldkenmerken te bespreken. Zo bezochten we o.a. de Onnerpolder; de oude grens-eik nabij Lieveren; het Kleibos nabij Peize en de grote veldkei aan de Onnerweg te Haren. Met name de kei is een geliefd onderwerp van Huisman omdat op één kant van de kei een specifiek fenomeen zichtbaar is; abrasie. Abrasie wordt door hem uitgelegd als de grote schuurmachine van de wind beladen met zand en stof. Deze is zo sterk dat grote aan de oppervlakte liggende veldkeien er door afgeschuurd worden.
De grote kei van de Onnerweg had volgens Huisman plat op de grond gelegen. Heersende winden beladen met zand en stof hadden er lange tijd tegenaan geblazen. Dit had ervoor gezorgd dat de grond onder de kei gedeeltelijk weggeblazen werd en dat de meegevoerde zandkorrels nu geen kant meer opkonden en als in een centrifuge gingen ronddraaien. Met als gevolg het extra zandstralen, abraderen, van de onderkant van kei. Hierdoor ontstond een holte direct achter de rand waarmee de kei op de grond lag. Het oppervlak ziet er sterk verweerd uit. Zichtbaar is dat de zachtere delen in de steen weg geblazen zijn.
Merkwaardig is dat binnen de archeologische wetenschap de windbeladen met zand en stof nog steeds als de veroorzaker gezien wordt van het verschijnsel windlak. Het meest recente voorbeeld daarvan is een tweetal foto's van een windkanter op de website @archeforum, met het volgende bijschrift: Het verwerings verschijnsel windlak komt niet alleen op Neandertaler-werktuigen voor, maar ook op windkanters. Vooral op fijnkorrelige exemplaren is deze specifieke glans te zien. Dit is één van de vele aanwijzingen dat 'windlak' ontstaan is door wind-zand polijsting. Waarschijnlijk vond dit proces plaats tijdens de laatste ijstijd. De foto's staan niet meer op de site. Opmerking: Alle vlakken zijn door de wind beladen met zand en stof ontstaan. Het is opvallend dat de glans alleen voorkomt op het uitgelichte vlak. Waar is de glans op de andere vlakken?
Op de windkanter van @rcheoforum, de foto staat niet meer op de site, uit de Gesteentetuin Schokland, is hetzelfde verweringsver-schijnsel te zien als op de grote kei aan de Onnerweg te Haren; abrasie. De zgn. windlak is alleen aanwezig op de hogere delen. Dit is in tegenstelling met hyaliet dat ook in holten en kieren aanwezig is, omdat het als een gel afgezet is.
Op internet zijn een aantal aanwijzingen te vinden over wat abrasie precies is en doet. Op de website van het Natuur Museum Naturalis te Leiden staat de volgende beschrijvingen van het begrip abrasie: Met zand beladen wind schuurt stenen af. a: Fijn zand en stof worden door de wind meegevoerd. b: Zandkorrels worden meestal sprongsgewijs verplaatst. De korrels botsen tegen grotere stenen of rotsen, waardoor deze gezandstraald worden.
Op de website www.geo.uu.nl staat het volgende over de Amerikaanse stofstormen uit de dertiger jaren: In de dertiger jaren van de vorige eeuw werden grote delen van de Verenigde Staten langdurig en vaak geteisterd door hevige stofstormen (dust bowls). Dat had te maken met een periode van langdurige droogte en hoge temperaturen. De stofstormen waren vaak zo hevig dat hele dorpen aan het oog werden onttrokken. De schade was vaak enorm; zo zouden de houten telefoonpalen die nog steeds overal op hetAmerikaanse platteland langs de wegen staan, zo sterk door het zand worden geabradeerd, dat ze zouden omvallen. Daarom werden ze tegen de abrasie beschermd door een metalen omhulling aan hun onderzijde aan te brengen.
Op de website van de Haagse geologische vereniging staat bij excursies-gooise bodem het volgende over windkanters: Windkanters en wat hen zo bijzonder maakt. Windkanters of -keien zijn stenen met één of meer gladde vlakken, begrensd door scherpe rechte of gegolfde ribben. Ze werden in deze vorm geslepen en gepolijst door met zand beladen wind (denk aan zandstralen). Ze hebben door het polijsten vaak een ‘vettige’ glans, windlak genoemd. Windkeien komen voor op Pleistocene zandgronden ten noorden van de Rijn en in grote delen van Noord-Brabant en Limburg. Men treft ze plaatselijk in concentraties aan en zelden geïsoleerd. De meeste windkeien werden gevormd tijdens het Weichselien-glaciaal....Zand- en stofstormen bewerkten deze keien, er als het ware ‘facetten’ aan slijpend.
Het is een boeiend verslag waarbinnen ook het begrip windlak een plaats heeft gekregen. Maar het is ook een goed voorbeeld van navolging zonder zelf onderzoek te hebben gedaan of die bewering over windlak wel klopt. Deze navolging is echter algemeen binnen de geologische wereld en dat is vreemd, want het is een door het geologische proces abrasie veroorzaakt kenmerk en het zou binnen die tak van wetenschap wel eens onderzocht mogen worden. Maar mogelijk wordt er gedacht dat archeologen het onderzocht hebben en dat die gelijk hebben. Die gedachte lijkt immers nu weer gesteund te worden door de bewering van archeologen op @rcheoforum.
De glans die op de @rcheoforumwinkanter zichtbaar is, is geen hyaliet. De @rcheoforum redactie suggereert: vooral op fijnkorrelige exemplaren is deze specifieke glans te zien. Dit is één van de vele aanwijzingen dat windlak ontstaan is door wind-zand polijsting.
Een verwijzing naar waar meer exemplaren met dezelfde glans te zien zijn ontbreekt en ook ontbreekt de hint waar die vele aanwijzingen te vinden zijn waar wind beladen met zand en stof de bewezen veroorzaker van windlak wordt genoemd. Op internet staan vele foto's van windkanters, tik maar eens 'windkanter' in bij google. Geen enkele heeft een hoogglans. De APAN heeft herhaaldelijk gewezen op de windkanters. Binnen de APAN is er geen enkele bekend met windlak, wat indien het wel aanwezig zou zijn in feite het doorzichtige afzettingslaagje hyaliet is. De APAN heeft te kennen gegeven dat het voor de @rcheoforumredactie zinvol zou kunnen zijn dat het eens de oppervlakken van een aantal windkanters gaat bestuderen. En zich gaat afvragen waar de glimmer is en waar de soms grote verdwenen delen zijn gebleven die er door de wind beladen met zand en stof in de koudste fase van de Weichsel-ijstijd, het windlaktijdperk (30.000 tot 40.000 geleden) vanaf zijn gezandstraald. Misschien kunnen die terug gevonden worden tussen de zandkorrels. Wie weet hoeveel volledig weg gezandstraalde vuistbijlen daar eveneens tussen terecht zijn gekomen. Zo bekeken is ook verklaard waarom er in ons land maar zo’n klein aantal terug gevonden is. Helaas nog nooit eentje met een afgevlakte zijkant in een karakteristieke hoek, gelijk als bij windkanters..... of toch wel?
Hyaliet op vuursteen. (Vergroting x250). De hyaliet-glas-afzetting is een patina die als het ware over het oppervlak lijkt te zijn heen gevloeid. Dit is te zien op het grensvlak tussen het ruwe verse vuursteenoppervlak op het onderste deel van de foto en het gladde bovendeel met hyaliet. Het onderste deel is een vers breukvlak. De vuursteen is op dat vlak pokdalig en bestaat uit heuvels en dalen. Het hyaliet, dat in feite ontstaan is uit een gel, was tijdens het afzetten vloeibaar. Het heeft de dalen op het bovenste (ooit verse) vlak opgevuld en reikt zelfs over de toppen heen. Na indrogen ontstond er een vlak glad oppervlak met een hoogglans. Hyaliet is dus een afzetting en de dikte ervan is te meten met een microscoop. Dit is precies tegenovergesteld aan 'abrasie'. In dat proces wordt het oppervlak gebombardeerd metkleine steentjes ter grootte van zandkorrels en daardoor verdwijnt er materiaal, er ontstaat geen hoogglans (zie het effect daarvan hier direct onder). Foto: G.J. van Noort.
Abrasieproef met een vuursteen op het strand van Texel. Doormidden gebroken stuk hyaliet-vuursteen'. Het stuk rechts werd door Van Noort aan een strandpaal bevestigd op het strand van Texel en aan de wind beladen met zand en stof bloot gesteld. In dit abrasieproces was het hyaliet al na drie weken verdwenen en was de breukrand sterk afgerond. Abrasie is een vernietigend natuurverschijnsel.
Deze proef van Govert van Noort is algemeen bekend binnen de archeologische wereld van Nederland. Als eerste werd de proef besproken en de foto getoond in APAN/EXTERN 6 uit 1997. Daarna op apanarcheo in de file actueel en in 2006 werd de foto, met bijschrift, geplaatst bij het APANbetoog 'De zaak Vermaning en het einde van een vakgebied' in het tijdschrift Archeobrief 2006-1 van de SNA. De foto illustreert daar het kernpunt van het betoog. Dit tijdschrift wordt omschreven als het vakblad van archeologisch Nederland. In APAN/EXTERN 12 uit 2006 werd dit betoog ook opgenomen.
Het linkerdeel van de steen heeft nog het oude met 'windlak en putjes' oppervlak behouden. Deze zou volgens diverse archeologen ontstaan zijn doordat de steen ergens in deWeichselijstijd in de wind beladen met zand en stof gelegen zou hebben. Deze helft van de steen is dus aan precies hetzelfde proces bloot gesteld geweest als de rechterhelft op het strand van Texel. Indien de aanhangers van de windlaktheorie gelijk zouden hebben, dan zou de rechterhelft onveranderd gebleven moeten zijn. Dat was dus niet het geval, al na drie weken begon het hyaliet te verdwijnen. Abrasie is van alle tijden en daarom is het uitgesloten dat wind beladen met zand en of stof de veroorzaker is van het hoogglansbegrip windlak.
Alle bekende windlakartefacten van Nederland en m.n.v. de stuwwal bij Mander en van het Drents keileemplateau zouden volgens de archeologen op dezelfde wijze als de rechterhelft van de steen van Texel en de windkanters en de grote kei van de Onnerweg in Haren, bloot gestaan hebben aan de abrasiekrachten van de wind beladen met zand en stof, het is daarom met al die kennis die nu voorhanden is, moeilijk te begrijpen waarom de @rcheoforumredactie het fenomeen abrasie blijft verruilen voor windlak en het daarmee gelijk stelt aan het mineraal hyaliet.
Hyaliet of Müllers glas, is een kleurloze doorzichtige variëteit van opaal met een hoge glans, sterk gelijkend op gesmolten glas. Het komt ook los voor als 'knollen'. Het prachtstuk op de foto, liggend op een afbeelding van de Denker van Rodin, komt uit de mineralencollectie van Kees Evenblij. Een uitsnede van deze foto is gebruikt voor de omslag van APAN/EXTERN 12. De combinatie moet symbolisch gezien worden als het denken over het feit dat de verkeerde interpretatie van 'windlak' voor zoveel ellende heeft gezorgd. Het officiële universitaire vakgebied Midden Paleo en ouder, van na het Jong Paleolithicum, is er door geamputeerd. Met als gevolg dat enkele grote in situ vondstcomplexen (Hoogersmilde, Hijken en Eemster) vals verklaard werden en een ander complex (Schuilenburg) incerto facto (onzeker hoe ontstaan) verklaard werd.
GIA - BAI. Niet lang geleden heette het Groninger Instituut voor Archeologie kortweg het BAI en dat stond voor Biologisch Archeologisch Instituut. Dat was een heel wat betere benaming, want 'biologie', de leer van de levende wezens in de ruimste zin, dus van plant en dier, is onlosmakelijk verbonden met het gedrag van de mens in tijd en ruimte. In de prehistorie denken we zo nu en dan dat de mens de 'balans' niet verstoorde tussen de soorten en het betreffende klimaat waarin ze samen leefden. Ook natuurvolkeren lijken over het algemeen die weg te volgen. De Hopi-indianen van Noord Amerika, met hun oeroude kennis, hebben een zinnebeeld daarvoor, een cirkel met een kruis erin en met in de zo verkregen vier parten telkens een kleinere cirkel. De betekenis is ongeveer als volgt: De grote cirkel staat voor de aarde, het kruis voor de vier windrichtingen en de vier kleine cirkels staan voor de vier rassen die de aarde bewonen, elk in hun eigen gebied. En wanneer ze de wetten van de Natuur, in hun woorden de Schepper, volgen houden ze samen de aarde in balans. Dit teken wordt echter ook op vele andere plaatsen op de wereld gevonden. Een deel van de Hopi leeft volgens strikte 'wetten' om die balans te handhaven. Al hun rituelen zijn er op gericht. Bij ons is dat wel anders, maar toch streven wij ook naar een balans, anders gaat het mis. Iedereen kent wel de film Koyaanisqaatsi (1983), dat in de Hopitaal 'leven uit balans' betekent.
Natuuroderzoekers zien vele negatieve veranderingen optreden en zoeken naar verbeteringen. O.a. in de Natuurmusea wordt er middels exposities over bericht. En omdat Groningen een universiteitsstad is waren er binnen haar grenzen naast het Natuurmuseum ook een Volkenkundig Museum, een Anatomisch Museum en een botanische tuin, de Hortus. De Hortus werd verplaatst naar Haren en wordt continue met sluiting bedreigd. De andere drie musea zijn gesloten. Wanneer de Hortus ook nog dicht gaat is er een einde aan een tijdperk gekomen. Het werk van de grote ontdekkers en onderzoekers als Alexander von Humbolt, Nicolaes Tulp en Charles Darwin krijgt geen waardige voortzetting meer. Waar kan de Groninger zijn kennis over de Natuur, de Mens en het verleden-naar-heden-naar-toekomst nog aanvullen en het zijn kinderen bijbrengen?
Klik op de onderstreepte woorden voor neveninformatie.
Abrasieproef met een zandstraalmachine op een hyalietvuursteen. In deze proef heeft Van Noort aangetoond dat op het oorspronkelijke oppervlak van de vuursteen parabolische barsten of scheurtjes aanwezig waren voordat het hyaliet er overheen afgezet werd. De barsten of scheurtjes werden al na enkele minuten zandstralen, met zand van de Hooge Berg van Texel, duidelijk zichtbaar. Het centrale deel werd het langst gezandstraald, daar is het oppervlak dof geworden. In totaal werd er 7 minuten gezandstraald op een afstand van 5 cm met een druk van 1,5 à 2 atmosfeer. Het centrum kreeg de meeste inslagen van de zandkorrels te verduren en is dan ook dof geworden, omdat daar het hyaliet volledig verdwenen is. Indien Van Noort daar langer mee was blijven doorgaan dan waren deze krassen ook weg geblazen en had het oppervlak er netzo uitgezien als dat van het oppervlak van de kwarts-windkanter op de foto hier direct naast. Foto: G.J. van Noort.
Op dit filmpje op youtube is te zien hoe de donkere verf op metaal door zandstralen verdwijnt als sneeuw voor de zon. Het is een agressief proces. Ook stenen zijn er niet tegen bestand. Ze worden er zelfs door vervormd tot windkanters.
HARRY HUISMAN EN EEMSTER REVISITED
De sluiting van het Natuur Museum Groningen op 24 december 2007 kwam voor vele 'stadjers' hard aan en zeker voor Harry Huisman. Het is om reden van deze petroloog conservator dat we op 'apanarcheo' aandacht aan die sluiting besteden. We kennen hem immers van het onderzoek 'Eemster revisited' van het team Roebroeks.
Het Natuur Museum Groningen was ondenkbaar geweest zonder het werk van deze bevlogen man. In het tijdschrift Grondboor en Hamer van de Nederlandse Geologische Vereniging is hij een van de bekendste auteurs. In korte en lange artikelen deelt hij zijn kennis met iedereen, van jong tot oud. Hij is een absolute kenner van het Drents keileem plateau. In 2003 (nr. 3/4) publiceerde hij het artikel: 'Waarnemingen aan het Hondsrugsysteem in de provincies Drenthe en Groningen.. De inhoud van dit artikel brengt hij geregeld in de praktijk middels lezingen met aangekoppelde excursie in het veld. Tijdens deze trips leidt hij zijn toehoorders steevast langs de grote veldkei die staat bij het sportveld aan de Onnerweg te Haren, om een specifiek geologisch kenmerk aan de groep te tonen en te bespreken, nl. 'abrasie'.
Abrasie wordt dan door hem uitgelegd als de grote schuurmachine van de wind beladen met zand en stof. Deze is zo sterk dat grote aan de oppervlakte liggende veldkeien er zelfs door afgeschuurd worden. Als voorbeeld wijst hij dan op een rand van de kei aan de Onnerweg te Haren waarop dit fenomeen zichtbaar is (zie foto). Zie ook zijn artikel daarover in Grondboor en Hamer nr. 7 van 2007.
O.a. door zijn specifieke kennis van stenen van het Drents keileem plateau werd Huisman in 2004 door het team Roebroeks geraadpleegd in verband met het onderzoek van de vindplaats Eemster van Vermaning. Het team beweerde in hun rapport op pag. 108 over de op Eemster gebruikte vuursteen, dat: " de vuursteen duidelijk afwijkt van noordelijke vuursteen ... en het lijkt te gaan om silex die in (zuidelijke?) rivierafzettingen verzameld is, bijvoorbeeld de Formatie van Urk. Vindplaatsen van dergelijke vuursteen in Noord-Nederland zijn echter niet bekend". (Nieuwe Drentse Volksalmanak 2004 -pag. 106 - 111).
In de tekst van het rapport komen twee verwijzingen voor naar zgn. noten achterin het rapport. Bij de twee noten op pag. 110 komen we Harry Huisman tegen. Bij noot 1 staat: "H. Huisman verschafte ons waardevolle informatie over het voorkomen van zuidelijke vuursteen in noordelijk Nederland". En bij noot 2 staat: "Schrift. med. H. Huisman (Natuurmuseum Groningen), d.d. 24-05-2004".
Bij de noten moet er eigenlijk gelezen worden: "volgens H. Huisman komt er geen zuidelijke vuursteen voor in noordelijk Nederland", want dat was zijn schriftelijk antwoord geweest op schriftelijke vragen daarover van het team Roebroeks aan hem. Het team had er echter niet bij vermeld waarvoor het zijn expertise nodig had. Eemster werd niet genoemd en ze toonden hem ook geen vuursteenstukken afkomstig van die vindplaats.
Huisman heeft dan ook kort nadat het rapport Roebroeks verschenen was en nadat hij vuursteen van Eemster had gezien, zijn schriftelijke mededelingen aan het team Roebroeks, middels een artikel in het Dagblad van het Noorden en in een optreden voor tv Drenthe, publiekelijk ingetrokken. Want na het zien van artefacten van Eemster bleek hij de vuursteensoorten wel degelijk te kennen uit noordelijk Nederland en hij omschreef ze als Scandinavisch. De artefacten werden door hem om specifieke kenmerken die hij ook kende van stenen uit de keizanden van het Drents keileemplateau echt verklaard. Het precieze verslag daarvan staat in APAN/EXTERN 11, het 'Eemster waarheid in situ' nummer.
De APAN weet wat strijd is en we begrijpen dan ook de gevoelens van Harry Huisman. We hopen dat zijn kennis en inzet niet ook verloren zijn gegaan tegelijk met het sluiten van het Natuur Museum Groningen, maar dat we zijn naam zullen blijven tegenkomen binnen de noordelijke natuureducatie. Met de sluiting van het Natuurmuseum heeft de gemeenteraad van Groningen een einde gemaakt aan een lange traditie. En dat in een tijd waarin de hele mensheid dringend vraagt om natuurbehoud. Die natuur werd zo tasbaar gemaakt in het Natuurmuseum Groningen, maar het gebouw staat nu leeg en de gedachte daaraan roept een beeld op van een stuk kaalgeslagen oerbos.
In het Natuurmuseum Groningen werden ook artefacten uit de Steentijd getoond. Deze kwamen gedeeltelijk uit geschonken collecties, o.a. van wijlen Sjoerd van der Veer.
En over 'abrasie' vonden we een paar leuke foto's met vreemde bijschriften op de website @rcheoforum.
OVER HARRY HUISMAN, DE NATUURKRACHT 'ABRASIE' EN WINDLAK =HYALIET' |